Column Jan van Wijngaarden
OESO-Richtlijnen 40 Jaar in 2016
De revisie van de OESO Richtlijnen in 2011 maakte een einde aan de zogenaamde ‘investment nexus’. Dit betekent dat sprake moest zijn van een investeringsrelatie wilden de richtlijnen van toepassing zijn op de verhouding tussen een bedrijf uit een OESO thuisland en een bedrijf in een gastland.
Van de hiërarchie naar de markt en weer terug
De OESO Richtlijnen zijn voortgekomen uit het werk van het OESO Investeringscomité. En oorspronkelijk waren ze dan ook geschreven voor investeringsrelaties: een bedrijf uit een OESO lidstaat dat op de één of andere manier een eigendomsrelatie heeft met een fabriek of bedrijf in een ander land. Maar sinds 1976 is de globalisering van de wereldeconomie meer via handelsrelaties gaan lopen dan via investeringsrelaties. Menige melding bij een NCP van een vermeende schending van de OESO Richtlijnen werd niet in behandeling genomen omdat de casus een handelsrelatie betrof en dus de ‘investment nexus’ ontbrak. Het Nederlandse NCP hanteerde al geruime tijd vóór 2011 een ruime interpretatie van deze ‘investment nexus’: de aard van de handelsrelatie kon zoveel zeggenschap over, of invloed op, een toeleverancier tot gevolg hebben dat die op dat punt eigenlijk te vergelijken viel met een investeringsrelatie. Toen de OESO Richtlijnen in 2011 Ruggie’s gedachtegoed over verantwoordelijkheden die voortkomen uit ‘veroorzaking’, ‘bijdragen aan’ of ‘in directe zin verbonden zijn met’ overnam, was het definitief gedaan met de investment nexus.
Het grijze gebied tussen investeringsrelaties en handelsrelaties doet mij terugdenken aan een boek dat ik tijdens mijn studie Algemene Economie aan de Erasmus Universiteit moest bestuderen: Markets and Hierarchies, van de latere Nobelprijswinnaar Oliver E. Williamson. Wat ik me van diens theorie herinner: de keuze van bedrijven om al dan niet strakkere relaties aan te gaan met hun toeleveranciers is gebaseerd op hun perceptie van transactiekosten op markten. Communicatie, contracten, toezicht op de naleving daarvan, onzekerheid over de kwaliteit en de mogelijkheid van opportunistisch gedrag leiden bijvoorbeeld allemaal tot (een perceptie van) kosten die een bedrijf kunnen doen besluiten om die niet bij iedere transactie opnieuw te willen maken. Hieruit komen ‘preferred supplier’–relaties en soms zelfs overnames voort. Dat laatste noemt men ook wel ‘verticale integratie’ en Williamson noemt dat de overgang van een markt naar de hiërarchie binnen één bedrijf.
De globalisering ging echter de andere kant op. Bedrijven die vroeger (vrijwel) alles zelf op locatie maakten en zelfs zorg droegen voor de huisvesting van arbeiders rond de fabriek, gingen op een gegeven moment onderdelen kopen op de wereldmarkt (van de hiërarchie naar de markt). Het zal niet precies zo gegaan zijn, maar ik kan me voorstellen dat een bedrijf als Philips op een gegeven moment merkte dat technische normalisatie een enorme transactiekostenverlaging betekende. Een schroefje waarvan de technische specificaties volstrekt bekend zijn, kun je ook uit China laten komen als de Chinese leverancier goedkoper is. Maar die technische specificaties spreken niet over zorg voor arbeidsomstandigheden en milieu. De nieuwe OESO Richtlijnen brengen die zorg opnieuw onder de verantwoordelijkheid van de afnemers. In de theorie van Williamson verhoogt dat hun transactiekosten en kan hen doen besluiten minder kortdurende, maar juist langduriger en meer duurzame relaties met toeleveranciers aan te gaan of die zelfs over te nemen (investeringsrelatie).
Paradoxaal genoeg kan zo de afschaffing van de investment nexus juist tot hernieuwde belangstelling van bedrijven voor investeringsrelaties leiden. Wat betekent dit voor de toekomst van de OESO Richtlijnen? De Richtlijnen blijven onverminderd van belang en van toepassing. De toepassing zal wellicht verschuiven van de (complexere) verantwoordelijkheid in vluchtige handelsrelaties naar de (eenduidiger) verantwoordelijkheid in minder vluchtige (duurzamere) handelsrelaties of zelfs naar investeringsrelaties (zie het voorbeeld van Akzo Nobel par. 3.5, p. 17). De wens om eenduidiger verantwoordelijkheid te kunnen nemen is de achterliggende reden voor die verschuiving.
Dus winst voor mens én milieu!?
Meer weblogberichten
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.